Wanneer de psychoticus niet meewerkt

Een psychotische patiënt gelooft in zijn wanen zoals anderen geloven dat de aarde rond is en de zwaartekracht van boven naar beneden werkt. Het is dan meestal ook zinloos om te proberen iemand van de onjuistheid van zijn wanen te overtuigen. Ook botweg stellen dat de betrokkene ‘gek’ is en psychiatrisch behandeld moet worden, werkt in de regel averechts. Het vereist veel takt en geduld om in deze omstandigheden iemand toch zover te krijgen dat hij of zij psychiatrische hulp accepteert. Niet iedereen is daar toe in staat, het hangt ook af van het vertrouwen dat de patiënt stelt in de hulpverlener. Patiënten met een paranoïde psychose zullen zich niet laten overreden door iemand die ze ervan verdenken tot het komplot te behoren – ook al is die persoon de eigen vader of moeder (of beweert dat te zijn..).

De eerste hulp moet dus vaak bestaan uit het organiseren van een goede aanpak. Gezocht moet worden naar iemand die met de persoon een goede vertrouwensband heeft en in staat is zich vandaaruit solidair op te stellen. Dat kan een ouder zijn, maar ook een ander familielid of partner, soms ook een leraar of huisarts. Ook speciaal daartoe aangestelde hulpverleners (case managers) kunnen die rol op zich nemen.

Bij paranoïde patiënten kan het plotseling komen opdraven van de vertrouwenspersoon verdacht overkomen, soms is het dan beter de patiënt te stimuleren zelf het kontakt op te nemen. Het is zaak de vertrouwenspersoon dan op tijd in te seinen, zodat hij of zij de situatie optimaal kan benutten.

Hoe kan men het vertrouwen van een psychoticus verwerven of behouden? Luisteren is erg belangrijk, dus veel (door)vragen zonder te oordelen. Let goed op het dubbelbewustzijn van de psychoticus dat altijd – soms heel zwak, soms heel duidelijk – op de achtergrond aanwezig is. Dubbelbewustzijn wil zeggen: de patiënt is tegelijkertijd zowel overtuigd van zijn wanen als ook zich bewust van het feit dat er iets vreemds aan de hand is. De wanen zijn in het algemeen niet de oorzaak van de verwarring en de psychose, maar de uiting van een dieperliggend probleem, fouten in de waarneming waar de patiënt zich niet van bewust is.

Voorbeelden:
Niet het feit dat iemand denkt dat hij God is, is de oorzaak van de psychose, maar het horen van een stem die hem de opdracht geeft de wereld te redden van de milieuvervuiling en het energieke gevoel dat de patiënt het idee geeft ook daadwerkelijk van alles aan te kunnen.
Niet het feit dat iemand denkt dat er een komplot tegen hem wordt gesmeed is de oorzaak van de psychose, maar het gevoel dat hij door iedereen wordt nagekeken en dat iedereen op hem let heeft hem ervan overtuigd dat er iets geheimzinnigs gaande is.

Doorvragen, blijven doorvragen zonder oordelen te geven, met een oprechte verbazing – zonder paniek – geeft de patiënt het vertrouwen ten eerste dat er iemand een serieuze poging doet met hem of haar mee te voelen – het gevoel van isolement wordt doorbroken – en ten tweede geeft het de patiënt de ervaring dat wat allemaal zo duidelijk leek, toch heel moeilijk uit te leggen is. Daardoor wordt het dubbelbewustzijn gestimuleerd en raakt de patiënt tenslotte gevoelig voor de suggestie dat hij wellicht het slachtoffer zou kunnen zijn van een zinsbegoocheling, overspannenheid of iets anders dat door een arts behandeld zou kunnen worden.

In een dergelijk gesprek moet de vertrouwenspersoon zich onthouden van oordelen over de waanideeën, maar ideeen die wel overeenkomen met de realiteit duidelijk bevestigen en beamen.

Medische hulpverleners hebben veelal geleerd niet in te gaan op de waanideeen van de patiënt omdat daardoor de psychose versterkt zou kunnen worden. Het is in ieder geval zo dat hen voor een dergelijke aanpak meestal de tijd ontbreekt. Een gesprek dat ingaat op de inhoud van de psychose kan vele uren, zo niet dagen in beslagnemen. De arts kan zich veelal op zijn medisch gezag laten voorstaan, kan soms ook als ‘buitenstaander’ voorstellen doen om een impasse te doorbreken – door bijvoorbeeld een slaapmiddel voor te stellen om er de volgende dag nog eens op terug te kunnen komen.

De vertrouwenspersoon moet er van zijn kant alle begrip voor hebben dat de patiënt bang is voor een psychiatrische aanpak. Het kan dan helpen dat de vertrouwenspersoon onvoorwaardelijke steun belooft: ‘Geloof me, ik blijf bij je, als ze je willen gek verklaren neem ik je direct weer mee terug naar huis.’ De vertrouwenspersoon moet als het ware de bewaker van de goede kant van het dubbelbewustzijn spelen.

Bij een paranoïde psychose kan de vertrouwenspersoon goede diensten bewijzen door de achterdochtige vragen te formuleren die de patiënt zelf wel denkt maar niet stelt. ‘Wat zit er precies in deze pil?’ ‘U zegt dat x last heeft van een paranoïde psychose, maar welke zekerheid heeft x dat u niet deel uit maakt van het komplot?’ Een dergelijke vraag is onmogelijk goed te beantwoorden, maar de vertrouwenspersoon kan zich hoe dan ook door het antwoord laten overtuigen – zolang hem dat niet verdacht maakt bij de patiënt. ‘Wat u zegt kan op twee manieren worden uitgelegd, maar ik geloof u want u komt op mij over als een eerlijk persoon. Wat denk jij ervan x?’. De vertrouwenspersoon moet voor de psychotische patiënt het baken in de branding zijn. Het voorbeeld van hoe verwarde gevoelens en waarnemingen op worden geinterpreteerd.

Met name bij een paranoïde patiënt kan de psychose zo ver gevorderd zijn dat het te laat is voor een goed gesprek, de patiënt vertrouwt niemand meer. Een patiënt die zich aldus van de hele buitenwereld heeft geïsoleerd loopt het grote risico door zijn psychose meegesleept te worden in zelfverwaarlozing en andere gevaren voor zichzelf en anderen. In zo’n geval moet een beroep op de wet BOPZ worden gedaan om een gedwongen opname te regelen.